11(3-4)

Gebruikers van de Hell-telegrafie

Het is natuurlijk onze uiteindelijke bedoeling, dat deze merkwaardige toestellen, die al een aantal jaren geleden uit de circulatie zijn beginnen verdwijnen, in veiligheid gesteld worden. Voor een gedeelte kan men zeggen dat dit al is gebeurd, doch hoofdzakelijk alleen voor bepaalde types, en wel dank zij een aantal radio-amateurs.

In de jaren 30 bouwde het Deutsche Nachrichten-Büro een Europees en intercontinentaal persnet op. Andere agentschappen volgden. Havas schijnt in die tijd ook een gebruiker te zijn geweest. In de oorlogsjaren is het naar verluidt gebruikt door een Duits agentschap dat met propaganda voor de Asmogendheden was belast. Zeker na de oorlog is het systeem tot ongeveer 1965 door Tass gebruikt, alsook lange tijd door Efe (Spanje). Een paar jaar geleden was er in West-Duitsland nog een agentschap dat op lange golf, elke zondag, het sportnieuws in Hell-telegrafie uitzond. De opzet in de pers was zó, dat de persagentschappen hun berichten op lange of korte golf uitzonden (modulatietype A-1 of A-2) en dat de abonnees, meestal krantenredacties, deze met een radio-ontvanger en een daarop aangesloten Hell-ontvanger opvingen. Het betreft dus een éénrichtingsverkeer en de ontvangst-toestellen waren wel degelijk ontvangers, dus zonder toetsenbord.

De in de Pers gebruikte apparatuur is door radio-amateurs nauwelijks te gebruiken. Derhalve lopen juist deze toestellen gevaar als oud ijzer te verdwijnen, voor zover dit al niet het geval is. Het is dus zaak in perskringen naar Hell-apparatuur uit te kijken, zowel bij de agentschappen (slechts enkele) als bij de kranten (een groot aantal).

Een tweede toepassingsgebied was dat van de militaire communicatie. De Wehrmacht en de Kriegsmarine namen enkele jaren voor de oorlog een groot aantal Hell-telegraaftoestellen in gebruik. Het betrof een draagbaar type waarmee zowel zenden als ontvangen mogelijk was : de zgn. Feldfernschreiber. Technische gegevens komen later. Het is mogelijk dat oudere lezers in de jaren 40-45, wellicht ongewild, met deze rechthoekige, (slechts) 25 kg zware, toestellen kennis hebben gemaakt. Ook na de oorlog zijn ze, naar het schijnt, in het Duitse leger en in andere legers (o.a. een aantal in Spanje) in gebruik gebleven, totdat ze, als gevolg van de voortschrijdende digitalizering, die complexe en betrouwbare codesystemen mogelijk maakten, bij verzamelaars, schrootverkopers en (gelukkig) een aantal zorgzame radio-amateurs terecht zijn gekomen. Deze laatste zijn vooral in Nederland, Duitsland en sporadisch in Franrijk, België, Engeland en (wat schrijver zelf betreft) in Spanje actief en bij gebrek aan voldoende materieel hebben sommigen zelfs home-computers (in principe de Apple) tot Hell-telegrafen omgetoverd, waarbij men de tekst dan netjes op een beeldscherm krijgt. Dit soort draagbare toestellen zijn echter ook bij andere diensten, zoals politie en elektrische centrales (vanwege de hoge immuniteit tegen parasitaire stralingen) in gebruik geweest.

Dit was het hele ontvangstmechanisme van de bandschrijvers !

  1. Elektromagneet
  2. Anker
  3. Snede van het anker
  4. Papierband
  5. Schroefas
  6. Anker-terugtrekveer
  7. Aanslagstift
  8. Papier-trekrol
  9. Aandrukrol

Na de oorlog is tenslotte nog een derde type ontwikkeld, dat als a-synchroon toestel weliswaar met de gewone telex (CCITT nr. 2-code) kon concurreren (en dat was blijkbaar de bedoeling), doch door het feit zelf, dat voor de a-synchrone werking een start-impuls nodig was, belangrijk gevoeliger was voor storingen dan de hoger genoemde, synchrone (beter gezegd quasi-synchrone) types. Dit nieuwere systeem schijnt voor kort nog bij de Deutsche Bundesbahn in dienst te zijn geweest. Radio-amateurs gebruiken deze niet draagbare machines hoofdzakelijk niet op korte golf, maar op metergolven (144 MHz, VHF) waar atmosferische storingen en fading weinig problemen veroorzaken.

Tot slot dient te worden vermeld dat de Hell-telegrafie na de oorlog ook nog een tijdlang in het telegrafie-verkeer, d.w.z. voor het zenden van telegrams, door gespecialiseerde ondernemingen zijn gebruikt. Een daarvan was bijvoorbeeld de Italiaanse maatschappij Italcable.

[1A la fin du livre se trouvent : un tableau chronologique des principaux épisodes de la vie de Darwin ; une chronologie du voyage sur le Beagle, une carte avec le tracé des expéditions terrestres de Darwin, l’arbre généalogique des familles Darwin, depuis Erasmus, et Wedgwood, depuis Josiah, ainsi qu’une bibliographie comprenant les œuvres de Darwin, des biographies et des études sur l’évolution en général.

[2Il faut citer une préface de 40 pages de J. Riera, qui se place dans le contexte du concept d’évolution et en retrace l’histoire. On y trouve également quelques indications sur D. Papp et sur ce livre.

[3L’année 1982 a vu la célébration du centenaire de la mort de Darwin ; il n’est pas inutile de souligner que l’ouvrage a paru en 1983.



















info visites 370134

     COCOF
                      Avec le soutien de la Commission
                           communautaire française