9(1)

Hetzelfde geldt voor de bescheiden van de Registratie- en Hypotheekkantoren want, zoals men weet, moeten sedert de invoering van de Franse wetgeving in ons land de notariële akten in algemene regel worden geregistreerd [18]. Wat de Registratie betreft, zal men voor een industrieel archeologische studie met goed gevolg de volgende reeksen bescheiden consulteren :
reeks nr. 5 : registers van de openbare burgerlijke en administratieve akten ;
reeks nr. 6 : registers van de onderhandse akten ;
reeks nr. 187 : aangiften van successies.

In het archief van de Hypotheekkantoren waar de akten, in tegenstelling met wat in de Registratiekantoren gebeurt, niet worden samengevat maar integraal worden overgeschreven, zal men in de eerste plaats de reeks van de overschrijvingen (reeks nr. 72) raadplegen en, indien het om zee- of binnenschepen gaat, de reeks nr. 78 die vanaf 1879 werd gecreëerd.

Zowel voor de archieven van de Registratie- als voor de Hypotheekkantoren zijn repertoria en klappers voorhanden die het terugzoeken van de gewenste gegevens vergemakkelijken. De bescheiden van de Registratiekantoren, die ouder zijn dan honderd jaar kunnen in het rijksarchief vrij worden geconsulteerd. De archieven van de Hypotheekbewaring zijn openbaar en kunnen er eveneens zonder bezwaar worden ingezien.

Zekere akten worden ook opgenomen in officiële publicaties. Dit is in de eerste plaats het geval voor de akten van vennootschappen die tot 1873 werden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en in de Pasinomie en, sedert de wet van 18 mei 1873, in de Bijlagen tot het Belgisch Staatsblad. De uitvindingsbrevetten en nijverheidsmodellen worden, resp. ingevolge de wet van 24 mei 1854 en van 1 april 1879, eveneens gepubliceerd. Aan de beide laatste verzamelingen zijn ook afbeeldingen toegevoegd van de uitvinding waarvoor het brevet of het nijverheidsmodel werd toegekend [19].

Plans van concessies van mijnen, schetsen en tekeningen van machines, plattegronden van fabrieken en dergelijke meer, bevinden zich in grote getale in het belangwekkende fonds van de Administratie van het Mijnwezen. Deze rijksdienst werd gecreëerd ingevolge een wet van 21 april 1810. Het hoofdbestuur is gevestigd te Brussel en een afdeling fungeert in de hoofdplaats van iedere provincie waar aan mijnexploitatie wordt gedaan. Men onderscheidt : de Afdeling van de Kempen, de Afdeling Luik en de Afdeling Henegouwen. In tegenstelling met wat de benaming van de administratie laat veronderstellen, beperkt haar bevoegdheid zich niet tot de extractieve bedrijvigheden, maar strekt zich daarenboven uit tot de ondernemingen die grondstoffen verwerken : de fabrieken van cokes en van steenkoolderivaten, de metaalverwerkende bedrijven, de glasen kristalblazerijen, de kalkovens, de steenbakkerijen, de cementbedrijven, en verder ook de stoommachines, de gevaarlijke en ongezonde ondernemingen, de fabrieken en de depots van explosieven. De Administratie van het Mijnwezen verstrekt advies voor het toekennen van de mijnconcessies ; bovendien zijn alle mijnen onder haar toezicht geplaatst. Ook in sociaal opzicht zijn aan de Administratie belangrijke taken toegewezen : haar afgevaardigden zijn gehouden verslag uit te brengen over de arbeidsvoorwaarden in de mijnen ; daarenboven heeft zij aandeel in het beheer van de voorzorgkassen. Tenslotte brengt zij advies uit voor de oprichting van de bovengenoemde bedrijven en oefent controle uit over hun werking [20].

Voor de vestiging van die ondernemingen was inderdaad een officiële machtiging vereist. Daarvoor diende de nijveraar een rekwest te richten tot de prefect van het departement, later tot de gouverneur van de provincie. Deze procedure verklaart waarom men in de provinciale archieven belangrijke reeksen dossiers aantreft in verband met de vestiging van fabrieken en de installatie van stoommachines. De dossiers omvatten behalve het verzoekschrift o.m. de enquête de commodo et incommodo die, mits tussenkomst van de gemeentelijke overheid, werd ingesteld, de rapporten van de ingenieurs van de Administratie van het Mijnwezen en van het Bestuur van Bruggen en Wegen in zover het om problemen ging die onder de bevoegdheid van de laatste vielen, de plans en doorsneden, het gemotiveerde advies van de Bestendige Deputatie en tenslotte, in casu, de toelating zelf.

Voor de Franse Tijd moet volledigheidshalve worden gewezen op de reeks verkopingen van nationale goederen, die men in het archief van de departementen, voorlopers van de latere provinciebesturen aantreft. Men weet dat vele ondernemers van de gelegenheid hebben gebruik gemaakt om hun fabrieken onder te brengen in de gebouwen van voormalige kloosters of van kastelen, die toen als nationale goederen werden verkocht.

Soortgelijke dossiers vindt men of zou men, in principe, ook moeten vinden in de gemeentearchieven voor de bedrijven die onder de bevoegdheid van de lokale overheden ressorteren [21].

Zowel de Administratie van het Mijnwezen als de huidige provinciebesturen en hun voorlopers hebben hun administratief afgestorven archief neergelegd in het rijksarchief.

[1Le règne de la Machine. Rencontre avec l’Archéologie industrielle, Bruxelles, 1975, pp. 36 à 43.

[2Idem, Bruxelles, 1975, p. 168.

[3Voir plus loin J. Liébin, La restauration et la réhabilitation des objets, musées et sites.

[4F. Chantry, Les cents chaufours d’Antoing à Tournai, Tournai, 1979, 320 pages.

[5 Voir J.-P. Ducastelle, Les carrières de Maffle, un site d’archéologie au pays d’Ath, dans Bulletin trimestriel du Crédit communal de Belgique, n°111, janvier 1975, pp. 35 à 47 ; Idem, Archéologie industrielie, dans le patrimoine du pays d’Ath. Un premier bilan, dans Etudes et documents du Cercle royal d’Histoire et d’Archéologie d’Ath et de la région, II, Ath, 1980 pp. 228 à 287.

[6Voir «  Les doigts dans l’engrenage » ou « ceux qui ont fait tourner Tournai », catalogue de l’exposition organisée par la Jeune Chambre économique de Tournai et la Maison de la Culture de Tournai, Tournai, 1977, 124 pages.

[7Compagnie du Canal du Centre, rue des Peupliers, 69 à 7058 Thieu.

[8Liège, 181, 183 pages.

[9Voir aussi la plaquette « Hainaut, terre d’industrie  » publiée par la Fédération du Tourisme du Hainaut 31, Rue des Clercs à Mons, 1983, 95 pages.

[10Voir A. Linters, Industriële Archeologie en Industrieel Erfgoed, dans Extern, IX, (1980), n° 3, pp. 157 a 166 ; Industrieel Erfgoed in Limbourg, 1980, 148 pages.

[11L Administration de la Protection du Patrimoine culturel (Communauté française) a également procédé à la protection de certains sites industriels, comme le charbonnage du Hazard à Cheratte.

[12Cet Inventaire d’archéologie industrielle est consultable aux Archives d’Architecture Moderne, 14 rue Defacqz à 1050 Bruxelles (tel. 02/537.87.45).

[13Ateliers du Bois-du-Luc, rue Saint-Patrice à 7071 Houdeng-Aimeries (La Louvière).

[14A. Thijs, «  Industriële Archeologie » of de « Geschiedenis van de materiële cultuur » ? - ervaringen bij de studie van oude Antwerpse pakhuizen. In : Centrum voor Industriële Archeologie, 1, 2 april 1975, blz. 19-22.

[15Op grond van art. 1 lid 5 van de Archiefwet van 24 juni 1955 kunnen archieven van bijzondere personen of private verenigingen op verzoek van de betrokkenen, naar het Rijksarchief worden overgebracht.

[16H. Coppejans-Desmedt, Gids van de Bedrijfsarchieven bewaard in de openbare depôts van België. Guide des Archives d’Entreprises conservées dans les dépôts publics de la Belgique. Brussel-Bruxelles, 1975 (Ministeries van Nationale Opvoeding en Cultuur - Ministères de l’Education Nationale et de la Culture. Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën - Archives générales du Royaume et Archives de l’Etat dans les Provinces). Voor de aanwinsten van het Rijksarchief sedert 1975, raadplege men de Jaarverslagen van de inrichting.

[17 A. Linters, Het Decreet op de bescherming van het roerend cultureel erfgoed. In : Tijdschrift industrieel erfgoed, 1 ste jg., nr 2, juni 1983, blz. 3-10.

[18W. Bonquet, De Administratie der Registratie en Domeinen en haar archief. Handzame, 1971 (Familia et Patria).

[19Verzameling der Uitvindingsbrevetten (Nijverheidsoctrooien) ; Recueil officiel des marques de fabrique et de commerce déposées en Belgique en conformité de la loi du 1er avril 1879.

[20N. Caulier-Mathy, Les archives de l’Administration des Mines. In : Histoire économique de la Belgique. Traitement des sources et état des questions. Economische Geschiedenis van België. Behandeling van de Bronnen en Problematiek. Actes du Colloque de Bruxelles. Handelingen van het Colloquium te Brussel, 17-19 nov. 1971. Bruxelles-Brussel, 1972, blz. 171-193 (Archives générales du Royaume et Archives de l’Etat dans les Provinces - Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën).

[21Zie voor deze interessante bron, ontstaan vanaf 1824 : Cl. Roose, Het fonds « gevaarlijke en ongezonde gebouwen » : een belangrijke bron voor de industriële archeologie. In : Centrum voor Industriële Archeologie, I, 1 jan. 1975, blz. 11-13. Men raadplege verder de inleidingen van de volgende inventarissen : M. Bourguignon, Inventaire des dossiers concernant les usines et ateliers déposés par l’Administration provinciale du Luxembourg (1831-1954), Brussel, 1964 ; en G. Hansotte, Archives de la province de Liège. Maintenues et permissions d’usines, Brussel 1967 en Dezelfde, Inventaire des archives de la province de Liège. I - Mines, Minières, Carrières : instruction des demandes en concession ou permission ; surveillance et police des exploitations. II- Surveillance des usines établies sur les cours d’eau, Brussel, 1978, de drie laatste inventarissen gepubliceerd door het Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën.

[22A. Zoete, De Documenten in omloop bij het Belgisch Kadaster (1835-1975). Brussel, 1979 (Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën. Miscellanea archivistica XXI).

[23J. Van Oosterweyck, Het Archiefwezen in België. Brussel, 1969, blz, 108 (Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten).



















info visites 354442

     COCOF
                      Avec le soutien de la Commission
                           communautaire française